Maar dat is natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan. De gemeenschappelijke regeling waar de BaanStede onder valt, is nu niet bepaald een soepel draaiende regeling waarin alle partijen tevreden en met overtuiging participeren. De grote spelers Zaanstad en Purmerend dreigen voortdurend met eenzijdig opzeggen: gezien hun volume kunnen zij zich het permitteren met die gedachte te spelen. De kleinere gemeenten hebben die mogelijkheid niet, maar ook daar heerst onvrede. Regelmatig klinkt de oneliner: laten we de stekker eruit halen, dan zijn we er vanaf. Die gedachte is enerzijds wel begrijpelijk: de BaanStede kost op termijn steeds meer geld en het enige wat de raden van de deelnemende gemeenten geacht worden te doen, is voortdurend met de rug tegen de muur hun goedkeuring geven aan de oplopende tekorten. Dus direct stoppen lijkt een optie.
Anderzijds is die spierballentaal is wel heel erg kort door de bocht: uit de stukken lezen we dat de financiële consequenties niet eenvoudig te overzien zijn. De partijen die uit de regeling stappen zullen toch een financiële compensatie moeten betalen voor de achterblijvers die met minder meer moeten ophoesten. Daarnaast zijn er nog de juridische kaders: beëindiging van deelname aan de gemeenschappelijke moet minimaal drie jaar van tevoren worden aangekondigd en heeft ook nog allerlei voeten in de bestuurlijke aarde. Je moet dus wel weten waaraan je begint.
De juridische en financiële aspecten zeggen echter niets over de gedachte waarom de gemeenschappelijke regeling ooit in het leven is geroepen: mensen met een achterstand tot de arbeidsmarkt toch zinvol laten participeren in het maatschappelijk proces. Dat die sociale gedachte meer geld kost dan oplevert, hoeft geen betoog. In dat licht is de vraag gerechtvaardigd of het ons dat als gemeenschap waard is, in geld moeten uitdrukken.
Misschien moeten we als raad daarom eerst de principiële vraag beantwoorden of wij een regeling willen faciliteren en financieren die erin voorziet dat mensen met een achterstand tot de arbeidsmarkt kunnen participeren. Het transitieplan in zijn huidige vorm ‘Iedereen bij een reguliere werkgever’ heeft niet aan de verwachtingen voldaan. Maar dat betekent niet dat de kous daarmee af is, dat daarmee elke verdere inspanning overbodig is. De motie geeft in ieder geval aan wat we het komende jaar wel van de BaanStede verwachten: onderzoek de rol die Baanstede kan spelen bij de instroom van mensen die geen WSW-indicatie meer krijgen maar wel tot de doelgroep behoren.
Daarmee is het dilemma op de achtergrond echter niet opgelost: doorgaan kost steeds meer geld, stoppen laat mensen in de kou staan. Een bijkomende factor die niet bevorderlijk is voor het functioneren van de BaanStede als organisatie, is de patstelling binnen het bestuur. Elke gemeente is daarin met één stem vertegenwoordigd. De stem van Waterland weegt dus even zwaar als die van Purmerend of Zaanstad. Dat biedt de kleinere gemeente de mogelijkheid om gezamenlijk op te trekken: dat is niet alleen in hun eigen belang maar waarborgt op termijn ook het belang van de zwakkeren in onze samenleving. Dat lijkt ons een betere weg dan de stekker eruit trekken.
Tot zover de bijdrage van GroenLinks