Op 9 juni 2018 organiseerde het afdelingsbestuur een excursie met oud-boswachter Ton Pieters naar Uitdam. Ton heeft hier van een particuliere eigenaar de mogelijkheid gekregen een groot gebied (uiteindelijk 150 hectare) opnieuw geschikt te maken voor weidevogels.

De aanleiding voor dit bezoek was het belang dat we hechten aan herstel van ons veenweidegebied door vernatting.

In ons verkiezingsprogramma staat: ”Veen kenmerkt het landschap van Waterland…. De daling van het veen en de CO2-uitstoot die daarmee gepaard gaat, baren zorgen. We pleiten voor hogere waterpeilen en stimuleren proeven voor behoud van het veen.

Door de intensivering van het landgebruik, de lage grondwaterstand en de steeds eenzijdiger begroeiing van het weiland loopt de weidevogelstand dramatisch terug. Het aantal grutto’s nu is nog maar 20.000 en dat is 10% van het aantal dat er dertig jaar geleden was” vertelt Ton ons.

Vernatting van het veen kan een oplossing bieden voor meer dan één probleem. Dit besef begint steeds meer door te dringen. En als GroenLinks afdeling hebben we ons als doel gesteld dit vraagstuk de komende tijd verder uit te werken: welke oplossingen zijn denkbaar, welke experimenten zijn er al, wat hebben anderen al bedacht en hoe kunnen we het politiek verder brengen.

Ton nam ons mee naar het gebied dat hij gaat ontwikkelen en voor een deel (twee percelen, zo’n 5 hectare) al mee is begonnen: Het waterpeil is verhoogd en er wordt zo weinig mogelijk tot niet bemest waardoor weer natte en bloemrijke hooilanden ontstaan die pas eind juli worden gemaaid. Feitelijk krijg je dan weer het hooiland zoals dat in de jaren vijftig ontstond als gevolg van de manier waarop toen werd geboerd. De belangen van “natuur” en agrarisch bedrijf liepen toen nog redelijk parallel.

We kunnen niet terug naar die tijd, dat bepleit Pieters ook niet. Wel kunnen we gebieden weer op deze manier herinrichten en dan kijken hoe en door wie het beheerd kan worden en met welke economische waarden je het dan alsnog kunt combineren. Het land moet immers wel worden gemaaid, misschien twee maal per jaar. Het levert daarmee bloemrijk en kruidenrijk hooi en dat is een goed product waar vraag naar is. In bepaalde periodes kan het land worden beweid door vee etc.

Vanaf de dijk van Uitdam krijgen we zo zicht op het resultaat van een experiment dat nog maar vijf maanden geleden begonnen is: we zien een plas dras gebied waar het wemelt van grutto’s, tureluurs met hun kuikens en zelfs een zomertaling, die het een eindje verderop, als gevolg van het vroege maaien door de boeren, niet overleefd zouden hebben. Hier en daar een stukje weiland later maaien en allerlei vormen van nestbescherming t.b.v. de weidevogels leveren te weinig op. Dat blijkt wel uit de cijfers. We moeten niet alleen nesten tellen maar broedsel. Het gaat er niet om hoeveel eieren er worden gelegd maar hoeveel jongen overleven. Er moet voldoende voedsel zijn en beschutting tegen roofvogels. En daarvoor zijn grote aaneengesloten stukken nat en bloemrijk weiland nodig die laat worden gemaaid.

We zijn Ton Pieters bijzonder erkentelijk voor zijn bijdrage. Wat hier aan de dijk naar Uitdam ontwikkeld wordt verdient onze volle aandacht bij het nadenken over oplossingen voor ons landschap.

Johan Lok
Namens het afdelingsbestuur